Het is inmiddels vaste prik: de discussie of de Giro d’Italia de mooiste en spannendste wielerronde ter wereld is. Want daarmee zou de koers die andere grote wedstrijd, de Tour de France, aftroeven. In ieder geval mogen we concluderen dat de Giro garant staat voor steile, loodzware beklimmingen en spektakel. 

Uit het routeboek van de honderdste Giro d’Italia hebben we vijf cols uitgelicht die hun sporen hebben achtergelaten in de historie van de Italiaanse ronde. Dat betekent niet dat andere beklimmingen niet de moeite waard zijn, integendeel. Denk aan de Oropa, de Umbrailpas, de Pontives, de Piancavallo, de Monte Grappa en de Foza. Genoeg moois dus in deze Giro!

4de etappe: Etna (1892 meter)

De befaamde Etna aan de oostkant van het eiland Sicilië doemt al vroeg op in het routeboek van de 100ste editie van de Giro d’Italia. De vulkaan is ingetekend als aankomst van de vierde etappe, de eerste aankomst bergop deze jubileumeditie. De finishlijn wordt getrokken vlak bij het op 1900 meter hoogte gelegen bezoekerscentrum Rifugio Sapienza.

De Giro deed drie keer eerder deze vulkaan aan als aankomstplaats. Exact vijftig jaar geleden was Franco Bitossi, drievoudig winnaar van het bergklassement, de eerste winnaar op deze beklimming. In 1989 pakte de Portugese renner Acacio Da Silva een dubbelslag door de etappe te winnen en de roze trui te veroveren. En in 2011 zegevierde José Rujano.

De favorieten moeten er hier meteen staan. Je kunt hier de Giro niet winnen, maar wel verliezen. Krijgen we hier direct vuurwerk te zien tussen de favorieten voor het eindklassement? We hopen dat onze troeven Tom Dumoulin, Bauke Mollema en Steven Kruijswijk mee kunnen met concurrenten als Nairo Quintana en Vincenzo Nibali.

9de etappe: Blockhaus (1665 meter)

Net als in de vierde etappe, eindigt rit negen op een col van de hoogste categorie. De klim naar Blockhaus vormt een nieuwe serieuze test voor de kleppers. Het kaartje van de col in de Abruzzen toont veel kilometers met een stijgingspercentage van rond de tien procent. Vijf keer eerder was de monsterlijke klim opgenomen in het routeschema.

Evenals de Etna viert Blockhaus zijn vijftigste verjaardag in de Giro d’Italia. De eerste keer dat het peloton de col moest bedwingen was op 31 mei 1967. Eddy Merckx, op dat moment pas 21 jaar oud en nog niet De Kannibaal die hij later zou worden, klopte de concurrentie en had tien seconden voorsprong op de finish.

De Blockhausklim maakte het volgende jaar opnieuw deel uit van de route. Tot een echte krachtmeting kwam het niet, omdat de eindwinnaar al nagenoeg vaststond. Eddy Merckx leidde namelijk met meer dan vijf minuten voorsprong. Franco Bodrero won de etappe, maar zijn zege werd geschrapt nadat hij door de mand viel bij de dopingcontrole.

Ochtendetappe

In 1972 was de beklimming de aankomst van een ultrakorte ochtendetappe van nog geen vijftig kilometer. De renners werden dus vanaf zeeniveau meteen naar grote hoogte gestuurd, waarmee de rit geknipt was voor explosieve klimmers. José Manuel Fuente legde beslag op de etappezege.

Daarna werd het enkele jaren stil rond Blockhaus, tot de bult in 1984 terugkeerde in het parcours. Moreno Argentin won die beproeving, voor Francesco Moser. Pas in 2009 werd de beklimming opnieuw opgenomen in de route. De Giro moest door hevige sneeuwval de aankomst echter verplaatsen naar Mamma Rosa, waar Franco Pellizotti de rit won.

De dag na de negende etappe is een rustdag. Welke renner deelt nog een tik uit aan de concurrentie?

16de etappe: Mortirolo (1852 meter)

De zestiende etappe krijgt liefst de maximale vijf sterren van sportkrant La Gazzetta dello Sport. Dat is gerechtvaardigd gezien het feit dat de Mortirolo en de Stelvio worden beklommen. De Giro d’Italia staat deze rit stil bij het overlijden van Michele Scarponi. De Mortirolo, een van de cols tijdens de laatste Giro-ritzege van de Italiaan, is omgedoopt tot de Scarponi-klim.

Voor de dertiende keer is een passage over de Mortirolopas opgenomen in het routeschema. Voor de eerste passage hoeven we niet ver terug te bladeren in de geschiedenisboeken. Pas in 1990 stuurde de organisatie de renners voor het eerst over deze ‘dodelijke’ col, die de spectaculaire tegenhanger moest worden van de Alpenreuzen in de Tour de France.

De Venezolaan Leonardo Sierra kwam als eerste boven en schreef later op de dag in Aprica de ruim 220 kilometer lange monsteretappe op zijn naam. Dezelfde Sierra kreeg tijdens de Vuelta a España van 1995 slaande ruzie met de Spanjaard Ramón González Arrieta. Beide renners werden uit koers genomen en Sierra werd op staande voet ontslagen.

Pantani

De passage bleek de aftrap voor een regelmatige terugkeer van de beklimming in het parcours van de Giro. In 1991 legde Franco Chioccioli er het fundament voor de eindzege. Drie jaar later beleefde de toen 24-jarige Marco Pantani zijn doorbraak in het profpeloton en reed als een speer de Mortirolopas op.

Vaak kwam een Italiaan als eerste boven op de ‘muur’ van het plaatsje Mazzo, na Choiccioli en Pantani Ivan Gotti (1996 en ’99), Wladimir Belli (1997), Raffaele Illiano (2004) en Ivan Basso (2006 en ’10). De andere keren hadden een Spanjaard (Antonio Colom, 2008), een Zwitser (Oliver Zaugg, 2012) en… een Nederlander (Steven Kruijswijk, 2015) deze eer.

,,Het is een vreselijke beklimming, perfect voor een mountainbike’’, zei Lance Armstrong in 2004. Hij noemde de Mortirolo in La Gazzetta dello Sport de zwaarste col die hij ooit opfietste. ,,Op de zwaarste gedeelten reed ik 39×27 en ik had pijn, veel pijn. Mijn tijd op de beklimming? Dat doet er niet toe.’’

16de etappe: Stelvio (2758 meter)

Voor de negende keer is de Stelvio het dak van de Giro d’Italia, de zogenoemde Cima Coppi. Het is de hoogste col van deze jubileumeditie: 2758 meter. Als de renners aan de ‘Koningin van de Alpen’ beginnen, hebben zij de Mortirolo al in de benen. Het is niet het sluitstuk van de etappe: na de top moeten de renners nog bijna 80 kilometer afleggen.

Campionissimo Fausto Coppi kwam in 1953 als eerste boven, toen de Stelvio zijn primeur beleefde in de Giro. De col werd het decor van een episch duel, waaraan Hugo Koblet begon in de roze trui. Door een tactische fout verloor de Zwitser de aansluiting met Coppi, die vervolgens in sneltreinvaart de Stelvio opreed en de leiding in het klassement greep.

Vier keer was de Stelvio de aankomst van een etappe. In 1965 was de finishlijn voor het eerst getrokken op de bergpas. Door sneeuwval was een deel van de col niet begaanbaar en werd de rit aangepast. Omdat ook de nieuwe finale bedolven raakte door de sneeuw, gingen veel renners van de fiets en probeerden zij lopend de finish te bereiken.

Veldrijders

Graziano Battistini mocht uiteindelijk de ritzege bijschrijven na deze zware proef, waarin de renners als ware veldrijders over de aankomst kwamen. Het zou niet de enige keer zijn dat de pas moest worden geschrapt door barre weersomstandigheden. Ook bijvoorbeeld in 1988 en 2013 kon de passage letterlijk geen doorgang vinden.

De laatste keer dat een Giro-etappe finishte op de Stelvio, was in 2012. Deze koninginnenrit werd een prooi voor Thomas De Gendt, die destijds in de kleuren van Vacansoleil-DCM reed. De Belg kwam solo aan op de besneeuwde top, nadat hij zijn beslissende aanval plaatste op de Mortirolo. ,,Alle puzzelstukjes vielen op hun plaats’’, zei hij na afloop.

Dit jaar is de Stelvio voor de elfde keer opgenomen in de Giro. Na de passage van de col gaat de route naar de Umbailpas, de Zwitserse zijde van de Stelvio. Tot slot duiken de renners naar beneden richting de finish in Bormio. Sterke dalers zijn hier in het voordeel en kunnen het verschil maken in de afzink.

18de etappe: Passo Pordoi (2239 meter)

De Pordoipas is één van de vier bergpassen van de koninginnenetappe op 25 mei. Na de veertiende etappe is dit de tweede korte bergrit, waarin spektakel van start tot finish mogelijk is. Het lijkt er dan ook op dat deze achttiende rit cruciaal gaat zijn in de definitieve vorming van het eindklassement van de Giro d’Italia 2017.

Deze col in het hart van de Dolomieten is al ruim dertig keer beklommen in de historie van de Giro. In 1940 stond de Paseo Pordoi voor de eerste keer op het programma, vlak voor de Tweede Wereldoorlog een tijdelijk einde maakte aan alle grote sportevenementen. Gino Bartali kwam als eerste boven.

Bartali voerde in 1947 met drie minuten voorsprong het klassement aan voor rit 17. Door pech moest hij zijn concurrent Fausto Coppi laten gaan en die had op de top van de Pordoi vier minuten voorsprong. In de afdaling pakte Coppi nog wat tijd, waardoor hij op de finish bijna 4,5 minuten voorsprong had. Hij pakte het roze en drie dagen later ook de eindzege.

Coppi zou in de jaren daarna nog vier keer als eerste de top van de Pordoi bereiken in de Giro. Op de flanken van de berg is een monument opgericht ter ere van de Italiaanse veelwinnaar. Op het beeld is te zien hoe Coppi langs de bergwanden en tussen massa’s fans doorsnelt op zijn stalen ros.

Bugno

Pas in 1990 werd er ook gefinisht op de Pordoipas. De Fransman Charly Mottet versloeg medevluchter Gianni Bugno in de sprint en werd de winnaar op de nieuwe aankomst. Bugno werd dan wel geklopt, maar mocht wel een nieuwe roze trui aantrekken. De Italiaan werd bovendien aan het einde van de Giro gehuldigd als eindwinnaar.

Ook daarna bleef de Pordoi geregeld terugkeren in het routeschema, onder meer in 2001. Het betekende de doorbraak van de Mexicaanse klimmer Julio Alberto Pérez Cuapio. Op de Dolomietenpas won hij de koninginnenrit, ondanks dat hij anderhalve week eerder nog twee tanden verloren had bij een val.

Met vijf cols over een afstand van slechts 131 kilometer krijgen de renners bijna adempauze als het volle bak koers is. Steven Kruijswijk is altijd uitmuntend in de derde week. Het leverde hem vorig jaar bijna de eindzege op. Een val gooide roet in het eten. Hopelijk wordt dit het jaar van zijn revanche. Een ritzege zou dan ook de kers op de taart zijn.