Recensie – De kunst van het dalen
Achtergronden Laatst bijgewerkt 24 augustus 2018 11:14 Laurens Alblas
Terwijl ik dit boek lees kijk ik uit op een berg. Sinds ik in Noorwegen woon fiets ik regelmatig omhoog, al dan niet vrijwillig (vlak is het hier nergens). Na het klimmen komt ook het onvermijdelijke: dalen. “What goes up, must come down.” Dat is nog niet zo makkelijk als het lijkt. Toen ik dit boek tegenkwam was ik daarom dan ook snel verkocht.
De berg waar ik op uitkijk is geen grote berg, dat niet. En ook niet één waar je op kan fietsen. Ik ben een weekendje in het Noorse Bergen (typerende naam?), waar in 2017 het WK wielrennen plaatsvindt. Het ligt in dit land bezaaid met bergen. Als Nederlander uit de Randstad ben ik niet gewend aan heuvels, laat staan bergen. Jaren geleden heb ik eens een keer de (korte) toerversie van de Ronde van Vlaanderen gedaan en daar kwamen enkele flinke kuitenbijters in voor. Maar verder was mijn ervaring een paar jaar geleden beperkt tot dijken, bruggen en viaducten. Niet iets waar je veel klim- of daalcapaciteiten voor nodig hebt. Maar sinds ik in Noorwegen woon (nu zo’n jaar of vier) ben ik erachter gekomen dat klimmen leuk is en dalen vaak ook, maar dat het weldegelijk een bepaalde instelling en oefening vergt. En, wat betreft het dalen, vooral geen angst.
“Wie heeft de dood bedacht? Als de dood niet zou bestaan, zou ik veel beter dalen.”Martin Bons
Afdalen = angst?
Mijn eerste afdaling kan ik me nog goed voor de geest halen: steil, nat wegdek, slingerend maar recht genoeg om nog een aardige snelheid te krijgen, met op het einde een paar haarspeldbochten om de remmen eens te testen. Een snelle check op Strava bevestigt mijn vermoedens: 1,9 kilometer met een gemiddeld stijgingspercentage (/dalingspercentage?) van 6,9% met maximaal 26,2%(!). Het resultaat: geen droomdebuut. Remmend en als een stijve hark daal ik af, bang om onderuit te gaan op het natte wegdek. Enkele minuten na mijn Zweedse collega (die dit duidelijk al wel eens eerder heeft gedaan) kom ik beneden aan. En dat was pas de eerste afdaling van de dag.
Nu, een paar jaar later, is afdalen wat natuurlijker geworden, maar een Peter Sagan zal ik nooit worden. Ik vraag me soms af wat een renner als Sagan bezielt, als hij weer eens met een noodgang een berg afvliegt. En, is er iets wat wij als gewone stervelingen hiervan kunnen leren? De schrijver van De kunst van het dalen, Martin Bons, stelde zich dezelfde vraag en schreef hier uiteindelijk dit boek over.
Respecteer de berg
In De kunst van het dalen neemt Bons ons mee in zijn eigen afdaling van de Col de la Croix-de-Fer, een bijna 28 kilometer lange helling in de Franse Alpen. Tijdens de Dauphiné Libéré in 2008 probeert hij de berg voor het eerst af te dalen, tussen de kopgroep en de favorieten in, omdat daar op dat moment een gat van tien minuten tussen zit. Hij wordt echter binnen de kortste keren met een gigantisch snelheidsverschil ingehaald door de profrenners. Enkele jaren later daalt hij de berg opnieuw af, nu met de kennis van zijn onderzoek naar afdalen. Het is deze afdaling waarop Bons de lezer meeneemt.
Gaandeweg vertelt Bons ons over grote dalers uit het verleden, de historie van de afdaling van de Croix-de-Fer en wat goede dalers nu zo goed maakt. Techniek, oefening en parcourskennis, maar ook angst en behendigheid. Afdalen heeft vele aspecten en als alles op rolletjes loopt kan dit prachtige, fascinerende beelden opleveren. Tegelijkertijd kan een klein foutje een renner zijn laatste moment worden. De grens tussen de perfecte lijn waarmee een wielrenner dankzij een afdaling de zege kan pakken en einde koers, of zelfs de dood, is flinterdun. In die opzichten zijn afdalingen wellicht ondergewaardeerd, zonder speciale trui of prijs voor beste daler (of is dat wellicht om ongelukken te voorkomen?). In het boek komen we erachter dat grote renners als Rini Wagtmans echter veel respect hebben voor de berg (ofwel direct, of pas na bepaalde gebeurtenissen) en, ook het vermelden waard, geen nut zien in het risico van een snelle afdaling als die niet om de rit-/koerswinst gaat. Daarnaast worden in het boek tips gegeven om beter te dalen, zoals bijvoorbeeld druk op je buitenste pedaal houden in dalende bochten.
“Behendig. Mooi woord. Zacht. Rustig. Beheerst. Goede intenties. Als alles behendig zou gebeuren, zou de wereld er stukken beter uitzien.”Martin Bons
Conclusie
De kunst van het dalen is een lekker weglezend boek en geeft een mooie inkijk in hoe renners afdalingen beleven, hoe je zelf beter kan dalen en is bovendien een mooie weergave van de historie van het dalen en grote dalers, wellicht het meest ondergewaardeerde deel van de wielersport. En wat mijn daalcapaciteiten betreft, dankzij de tips in dit boek hebben mijn daalcapaciteiten weer een sprongetje voorwaarts gemaakt. De kunst van het dalen is verkrijgbaar bij bol.com als paperback of ebook.