Hello, Goodbye: Otto Hello, Goodbye: Otto

Hello, Goodbye: Otto

Wielercolumns Laatst bijgewerkt 26 juli 2018 22:15 Redactie

Eén van de leuke dingen aan alleen of in een klein groepje fietsen, is de kans om onderweg iemand tegen te komen. Van gelijk niveau of het liefst iets hoger, waarbij de ontmoeting na het uitwisselen van een paar woorden kan leiden tot een samensmelting. We trekken ons aan elkaar op en worden vrienden voor een dag, of in ieder geval een uur.

Zo gebeurde het ook een tijdje geleden. In de verte zagen we een wielrenner en de automatische reactie is om meteen een inschatting te maken: Kan ik hem bijhalen? En dan, erop en erover? Of proberen aan te pikken om daarna even uit te rusten in het wiel? We kwamen langzaam dichterbij en hij (we konden al zien dat het een man was) bleef op de door ons uitgestippelde route fietsen. We naderden onze prooi (het is tenslotte een soort van jacht) en bestudeerden zijn fiets: Motta, full carbon maar duidelijk een instapmodelletje. Shimano Tiagra op een carbon fiets? Al met al geen droomfiets, voor ons. Even later stonden we samen te wachten voor een verkeerslicht en toen bleek dat we dezelfde richting op wilden gaan, ontstond er een gesprek à la Joris Linsen. Zo’n gesprek waarin je in korte tijd heel veel te weten komt maar waar je niet echt iets mee kunt, enkel interessant op dat moment.

 

Hallo Otto

 

“Hallo, ik ben Otto. Ik kom uit Brandevoort.”
Normaal noem je de plaats, maar in geval van Brandevoort de wijk dus.
“Hallo, ik ben Renze, en ik kom ook uit Helmond.”
Het ijs was gebroken.
“Nee ik ga niet helemaal die extra lus door België rijden, ik heb een vrouw en twee kindjes thuis zitten.”
“Ik ook”, zei Renze, “juist daarom gaan mannen toch fietsen?”

We gingen voor hem rijden en ik wees naar mijn achterwiel. Otto begreep dat hij moest volgen. Otto was vandaag onze vriend, zo hadden we zonder overleg besloten. We fietsten het beschutte bos uit en kwamen op de heide vol in de wind te zitten toen Otto de eerste keer loste. Vrienden laat je niet alleen. Ook niet als ze smeken om door te rijden en iets brabbelen dat ze er wel komen, vandaag in ieder geval niet.

“Kom Otto, wiel … !”, riep ik. We hielden iets in zodat Otto uit zijn woorden kon komen:

“Nee ik ga niet over Budel, ik neem één afslag eerder, Gastel.” Hij had het zwaar.

Aangezien Otto onze vriend was waren we bereid om de route iets aan te passen. We draaiden en de tegenwind werd zijwind en iets later wind in de rug waardoor het tempo omhoog ging. Renze en ik keuvelden wat over schijfremmen en zagen veldrijders door het bos langs ons.

“Fiets je altijd alleen?” Otto hijgde iets onverstaanbaars en hij dook snel weer terug in de slipstream. Het was de dag na pakjesavond, misschien dat Otto daarom graag naar zijn gezin terug wilde. Ik besloot hem te helpen en draaide de gaskraan volledig open toen er een lang stuk strak asfalt opdoemde.

 

Renze passeerde en nam de kop over, iets wat hij continue doet sinds hij zijn nieuwe fiets heeft. Hoe lang is je fiets eigenlijk nieuw?, zat ik te denken. De mijne was namelijk op dat moment ruim een half jaar oud en die van Renze een maand of drie. Maar gezien het aantal kilometers zijn onze fietsen verre van nieuw terwijl een andere vriend van ons nu al twee, bijna drie jaar een ‘nieuwe’ fiets heeft. Althans, gelet op het aantal kilometers. Maar sinds er “MINDER, MINDER, MINDER” werd gescandeerd op de vraag “Willen jullie minder, of Méérida?”, had hij zijn witte Merida bijna niet meer aangeraakt. Zonde.

 

Bij de spoorwegovergang moesten we wachten voor een naderende trein en Otto maakte van deze verplichte minipauze gebruik om nog eens te zeggen dat we gerust zonder hem verder mochten fietsen. Hij had nog steeds niet helemaal in de gaten dat hij vandaag onze vriend was en dat we hem dus niet achterlieten. Aangezien het geen finale van Parijs – Roubaix* was, wachtten we keurig tot de lichten gedoofd waren. “Kom Otto, het ergste heb je gehad!” logen we. En daar gingen we weer. We kwamen dichter bij huis en met nog een paar kilometer te gaan waren we onze vriend kwijt; hij was definitief gelost. Of waarschijnlijker: gevlucht. Nog voordat we onze tijdelijke vriendschap konden beëindigen middels een knikje en een handgebaar had Otto er al een eind aan gemaakt.

Dag Otto.