Veldrijden: Interview met Niels Wubben Veldrijden: Interview met Niels Wubben

“Het is gewoon gaaf als je zo veel volk hebt. Net als vorig jaar met het WK, 60.000 mensen. Het leek wel een voetbalwedstrijd joh!” Twee jaar geleden ruilde Niels Wubben zijn mountainbike in voor een crossfiets en deze winter rijdt hij namens Rabobank samen met Lars van der Haar de internationale veldritten.

» Door Tim van Hengel
» Rotterdam

“Vorig jaar heb ik m’n eerste crosswinter gehad. Gedurende het mountainbikeseizoen kwam ik met Richard (Groenendaal, ploegleider van Rabobank, red.) en Nico (van Est, crosstrainer van Rabobank, red.) in gesprek. Ze zeiden: ‘Joh, je moet het mountainbiken een beetje loslaten en een keer wat cross proberen.’ Zij hadden wel het idee dat dat wat zou kunnen worden. En ik vond dat wel mooi, dat crossen.”

‘Je kan eigenlijk vrij lomp rijden met een mountainbike.’ (foto: © Tim van Hengel / cyclingstory.nl)


“Omdat ik de kans kreeg, probeerde ik het maar. En we hadden van tevoren een plan opgezet tot en met het NK. Maar het ging dusdanig goed, dat ik al vanaf Koksijde de wereldbekerwedstrijden mocht rijden en het hele seizoen afgemaakt heb tot en met het eind aan toe. En eigenlijk had ik gedurende het seizoen voor mezelf al de keuze gemaakt van, ‘Joh, als ik de mogelijkheid krijg, dan switch ik.'”

Wat vind jij zo mooi aan die cross? Want in tegenstelling tot het veldrijden is het mountainbiken bijvoorbeeld een Olympische sport. Kan je uitleggen wat dat is?

“Ja, ik weet het niet. Als ik eerlijk ben, dan zeg ik misschien wel, ‘mountainbiken is mooier qua fietsen en waar je bent’, want ja, je zit of op een weiland of ergens in de bergen: die keuze is snel gemaakt natuurlijk. Alleen denk ik dat ik verder kan komen in het crossen, dat speelt ook een heel grote rol. Want ja, je kan het mountainbiken wel leuk vinden, maar niet heel goed rijden of crossen en redelijk rijden. Dan ga ik toch voor het crossen. Maar ook die hele sfeer rondom de cross speelt een rol; die is gezellig en goed, dus dat speelt dan ook wel mee.”

Was die omschakeling van mountainbiken naar cross moeilijk?

“Vooral de techniek was wennen. Met mountainbiken rijd je op grovere banden en op een fiets die veel kan hebben. Je kan eigenlijk vrij lomp rijden met een mountainbike. Maar op een crossfiets zijn de banden bijvoorbeeld zacht. Dus de eerste paar trainingen die ik deed, vouwde ik telkens mijn banden. Dan kwam ik weer zonder snelheid de bocht uit, dan had ik weer geen controle, ik botste overal tegenaan, tegen wortels en zo. Dus daar had ik echt wel lang aan moeten wennen, maar dat heb ik nu zo stilletjes aan wel onder de knie. En met mountainbiken heb je meer grip, dus als er blubber ligt, dan rijd je daar makkelijk doorheen. Bij cross moet je echt techniek gebruiken om door de blubber te komen; daar heb ik wel heel erg aan moeten wennen. Dat maakt het aan de ene kant ook wel weer gaaf, want je kan best wel erg hard op zo’n fiets, ondanks dat het glad is. Dat is hartstikke stoer.”

De ene keer rijd je natuurlijk over het asfalt en de andere keer door het zand…

“Het is een iets kortere wedstrijd, dus elke fout wordt wel echt afgestraft. Dat maakt het ook aan de ene kant wel gaaf als het dan goed gaat. Bovendien is mountainbiken een zomersport. Als het dan warm was, dan had ik het ook echt moeilijk. Bij het veldrijden is het niet zo heel vaak warm, dus dat ligt me dan ook wel. Echt koud heb ik het niet gehad afgelopen winter. Op koude handen en voeten na, heb ik het niet echt koud gehad.”

“Vorig jaar was het tijdens de eerste paar crossen warmer dan twintig graden en vorige week in Kalmthout was het ook nog hartstikke warm. In Ruddervoorde was het ook niet koud, dan zweet ik me nog kapot tijdens het fietsen. Dan is het ook nog dat je niet mag drinken! Nou, af en toe zou ik best een slokkie lusten!”

Met welk gevoel kijk je terug op je eerste jaar als crosser?

“Met een heel goed gevoel eigenlijk. Alles mocht. En het was allemaal maar ontdekken. Ik heb wel ontdekt, dat m’n blubbercrossen niet zo goed waren. Daar had ik het wel moeilijk. Maar aan de andere kant, gingen de snellere crossen en de zandcrossen me wél goed af. En ik merkte gewoon gedurende het seizoen dat ik steeds makkelijker ging fietsen met de crossfiets en dat ik steeds beter in de gaten kreeg hoe ik ermee om moest gaan. Het is dan wel leuk als je jezelf daarin ziet groeien en ook je prestaties ziet stijgen. Ik had een periode waarin ik elke keer net een paar plekken beter deed. 18e, een week later 14e en een week later 10e, weet je wel? En dan in één keer zien de toeschouwers je in België en beginnen ze je aan te moedigen: dat is natuurlijk wel leuk.”

Hoe is het om in België te crossen tussen die massa’s mensen?

“Het maakt het wel leuk als je veel volk langs de kant hebt. De meeste supporters zijn natuurlijk fan van een bepaalde coureur, maar ze zijn meestal ook zo sportief ook anderen aan te moedigen. Dus dan is het natuurlijk wel leuk, dat ze ook voor de sport komen. Het is gaaf als je zo veel volk hebt. Net als vorig jaar met het WK, 60.000 mensen. Het leek wel een voetbalwedstrijd joh! Ik fietste van de finish naar de auto. Nou, ik moest gewoon afstappen en meewandelen! Ik kon niet fietsen, zo veel volk liep er! Dat is een supergave ervaring. Zeker als je dan ook nog eens af en toe je naam ertussen hoort.”

Dat mensen je gaan herkennen…

“Ja. En soms dan hoor je ze Niels Albert aanmoedigen, maar ja: Niels Albert, Niels… Ze zeggen toch altijd Niels, dus dan denk ik gewoon dat ze tegen mij roepen!”

Crosstrainingen trekken best wat bekijks. (foto: © Tim van Hengel / cyclingstory.nl)


Merk je ook dat het enthousiasme toeneemt in Nederland?

“Bij mij in de regio (Westland, red.) wel eigenlijk. Er zijn best veel mensen die mij volgen en je hoort, nu het veldrijden wat meer onder de aandacht komt, wel wat vaker mensen zeggen: ‘joh, die cross ging goed’. Ik heb toch wel het idee dat rond mij lokaal de aandacht voor het veldrijden een beetje toeneemt. Mijn vader komt altijd bij de plaatselijke omroep op de radio na de cross. Dus daar luisteren ook ongemerkt best wel wat mensen naar. Dan krijgen mijn ouders of ik daar toch wel wat reacties op gedurende de week. Met mountainbiken was dat eigenlijk niet, maar nu toch steeds meer.”

“Van de club waren er vorig jaar toch twintig mensen met een bus een keer komen kijken naar een aantal wedstrijden. En kijk nu kan het hè! Met mountainbiken zat ik altijd ver, maar omdat ik nu vaak in België cross, ben ik voor hen relatief dichtbij. En dan pikken ze gewoon een mooie cross uit, waar het lekker druk is of waar een gaaf parcours ligt en dan komen ze kijken.”

Wat vind jij een gaaf parcours?

“Een favoriet… Die heb ik eerlijk gezegd nog niet, omdat ik vorig jaar overal pas voor de eerste keer ben geweest. Maar Asper-Gavere vond ik bijvoorbeeld wel een mooi parcours. Aan de andere kant, Zonhoven ook, Koksijde… Dus dat soort rondjes vind ik wel leuk.”

Vorig jaar was je derde op het NK, je was de beste Nederlander op het WK. Welke stap hoop je deze winter te zetten?

“Nou, als ik die punten zou kunnen evenaren… Op het NK hoop ik weer een stapje hoger te kunnen doen. Of twee. Of dat ik eerste wordt, dat mag ook. Ik weet wel dat het nu extra lastig wordt, nu ik twee keer een Lars hebt waartegen ik moet fietsen, Lars van der Haar en Lars Boom. Dat zal ook wel weer een apart verhaal worden op het NK, maar aan de andere kant: ik doe gewoon m’n best en wie weet hoever ik kan komen.”

Hoe ervaar jij dat om met mannen als Albert en Nys te fietsen?

“Ik moet eerlijk zeggen dat ik nog niet veel met die gasten gereden heb. Zeker dit jaar nog niet. En vorig jaar ook niet echt. Lars heeft bijvoorbeeld in Ruddervoorde een hele tijd in de wedstrijd bij ze in de groep gezeten. Ik heb ze bij de start dan gezien, maar verder ben ik nog niet echt gekomen, dus daarom kan ik nog niet echt zeggen hoe ik dat ervaar.”

Het is wel een mooie lichting die er nu is, en die er ook aankomt.

“En Lars zegt ook echt gewoon dat hij voor de cross wíl gaan, dan ben je dus verzekerd van nog een paar winters plezier van die jongen. Ik probeer zelf nog wat stappen te zetten, zodat ik ook een beetje in de voorgrond kom te staan. En daarnaast hebben we nog een hele groep beloften die van goed niveau zijn.”

Nico van Est met Richard Groenendaal tijdens een training in Alphen. (foto: © Tim van Hengel / cyclingstory.nl)


En zo’n aanwezigheid van Richard Groenendaal in de ploegleiding, hoe belangrijk is dat? Die heeft toch best wel wat ervaring.

“Ja, dat is toch best wel makkelijk. Je hoeft veel minder het verhaal zelf te ontdekken. Hij kan heel veel dingen al van tevoren aangeven zoals, ‘joh, ga daar of daar op letten, want dat en dat gaat komen’. Dat scheelt weer, dan kan je alvast een beetje op voorbereiden. Zijn aanwezigheid is ook belangrijk voor het geheel. Bijvoorbeeld om te leren. Zeker vorig jaar toen ik nog veel moest leren, ik moet nu nog steeds een hoop leren hoor haha, was het echt wel handig dat ik hem erbij had op de training. En Nico van Est die helpt daar natuurlijk ook heel eind bij.”