Vallen(de) sterren

Wielercolumns Laatst bijgewerkt 4 augustus 2015 20:53 Redactie

Wielrenners vallen nogal eens van hun fiets, zo bleek afgelopen Tour maar weer. Nog nooit zag ik zoveel vallende sterren. Sympathieke wielrenners vallen vaker, zo lijkt het. En als ze dan vallen, vallen ze goed. In goede aarde; omdat ze zo sympathiek zijn.

Wanneer je in goede aarde valt, word je door de ontvanger goed ontvangen. De aarde is in deze dus de ontvanger en goede aarde omarmt de wielrenner die uit hoger gelegen punt (zijn fiets) neerkomt. Als de aarde je als vallende wielrenner niet omarmt, weet je dat je op slechte grond geland bent en dat wil niemand; op slechte grond groeit niks. Ook niet als je het bezaait met wielrenners, zelfs niet als je het bemest met de rotte appels uit het peloton.

Vallen kan op meerdere manieren en heeft vele synoniemen, daaronder valt kukelen. Maar dat doen wij wielrenners niet als we vallen. Kukelen is het geluid dat de haan maakt als je bijvoorbeeld een zakdoekje legt en tegen niemand zegt … maar het zou wel kunnen omdat veel wielrenners haantjes zijn. Haantjes kukelen. Niet iedere wielrenner is een haantje en kukelt dus niet als hij valt.

Ik ben ook wel eens van mijn fiets gevallen, twee keer zelfs. Niet gekukeld. Ik ben dan ook geen haantje dat op de voorgrond treed; ik zit in zijn wiel. Het was uit stilstand en op goeie grond, op A-locaties: een keer stond er zelfs een terras op gebouwd. Niks gebroken, wel gescheurd: de afstand naar de aarde die mij met open armen opwachtte was groter dan de maximumlengte van mijn beenspieren waarmee ik een val probeerde te voorkomen. Spieren breken niet, die scheuren. Enkel mijn tocht werd hierdoor afgebroken. De andere keer brak ik de rit niet af, de omstandigheden waren daarvoor te mooi. Het was in Lombardije, voor de Koers van de vallende bladeren. De val was wederom uit de categorie “sta op, je staat voor lul”, maar dit keer op voor wielrenners heilige grond waar men nog voor iedere wielrenner die voorbij fietst spontaan begint te juichen. Dat gebeurde ook, op de momenten dat ik wel op mijn fiets zat en de Ghisallo trachtte te bedwingen. De vooral toevallige toeschouwers gaven mij hiermee het gevoel van een ster zijn zoals er in de Tour rijden en bij het zien van een vallende ster mag je een wens doen. Toen ik mezelf neer zag gaan, deed ik (net als tijdens de Tour bijna dagelijks) vlug een wens: dat het mee zou vallen.